Historie Korenmolen De Hoop

Onze Bavelse molen is gebouwd in 1865. We vertellen je graag hoe het allemaal ruim 150 jaren geleden begon.

1865

Op 22 juni 1865 werd Josephus Franciscus Rommens (Jef, eerste molenaar) eigenaar van het westelijk gedeelte van het perceel aan de Bredaseweg (nu Oude Bredaseweg) dat Catharina Sprangers in 1840 had gekocht. Jef was molenaar en had samen met zijn broer Charles een water-korenmolen in Meerseldreef. Josephus Rommens (Jef) liet op het perceel een molen bouwen. Op 1 juni was de molen tot de eerste zolder klaar. Op die dag plaatste Aloysius Rommens, het zevenjarige zoontje van Jef, de eerste steen van de molen, hetgeen nu nog zichtbaar is op de Molenberg aan de Noordzijde. (zie afbeelding) In 1865 was de molen klaar. De berg waar hij op gebouwd was vormde een stevige basis. De molen had vier zolders en twee paar stenen. Eén voor bakgoed en één voor voergoed. Jef liet in 1895 bij de molen een huis bouwen waar hij ging wonen met zijn vijf kinderen. Hij werkte hard en maalde heel wat bak- en voergoed en later ook mout voor de brouwerijen in Breda. Nog later kwam daar ook schorsmaling bij.

De zoon van Jef, Johannes Carolus (tweede molenaar) volgt zijn vader in 1897 op als molenaar.

1911

Adrianus Franciscus van Riel (Janus) kocht de molen van Rommens. Adrianus was de man van Jefs dochter Louise Maria en had zelf een molen in Best. Hij liet de huidige molenaarswoning bouwen en bracht veel vernieuwingen aan, zoals een derde maalkoppel. Dit zorgde voor meer inkomsten. Omdat de graanprijzen hoog waren en de inkomsten laag, plaatste hij een petroleummotor aan de zijkant van de molen. Later werd dit een dieselmotor en weer later een elektromotor. Adrianus vermaalde de granen op een speciaal koppel en kreeg zo zacht meel met veel bloem, waar in die tijd het bekende boerenmik van werd gebakken.
De schorsmalerij werd steeds uitgebreider en er werd zelfs schors gehaald vanuit de Ardennen en de Tropen, speciaal voor de leerlooierijen, omdat de eigen streek niet meer genoeg opleverde. Maar omstreeks 1925 was het afgelopen met het schorsmalen, omdat de meeste leerlooierijen gedeeltelijk werden opgeheven.

 

1925

De zoon van Adrianus van Riel, Johannes Josephus van Riel (Jan) trouwde met Petronella Verkooijen en werd de vierde molenaar. Kort na hun huwelijk kwamen de beruchte crisisjaren en was het hard werken om de eindjes aan elkaar te knopen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog kwam het maalbedrijf weer volop in bedrijf en maalden ze ook vaak ‘s nachts. Toen had de molen ook een maatschappelijke functie. Er werden regelmatig kerkdiensten gehouden in de noordelijke toog.

Als aandenken en dank daaraan werd op 29-10-1944 een beeldhouwwerk ter ere van de Heilige Victor van Marseille, patroon van de Korenmolenaars aangebracht met de tekst:

De oorlogsfakkel ging voorbij. In bange vrees en dwingelandij.

En liet  een spoor van dood en vuur.

In lang verwacht bevrijdingsuur.

De vijand week Goddank. Gespaard.

Voor ’t onheil heeft God ons bewaard.

Na de tweede wereldoorlog kwam de productie van veevoeder op gang en werden ook andere producten voor de land- en tuinbouw verkocht.

1957

Jan en Petronella van Riel kregen zes kinderen, waarvan de tweede zoon, Franciscus Cornelis (Frans), de vijfde molenaar van korenmolen de Hoop werd. Hij trouwde met Ria van der Westerlaken, molenaarsdochter uit Ulvenhout. Van het molenaars-vak konden ze niet leven en Franciscus ging toen daarnaast dierlijke- en landbouwproducten verkopen.

1960 tot 1978

Rond 1960 was er geen maalwerk meer en werd de molen stilgezet. Het 100-jarig bestaan in 1965 zou desondanks groots gevierd worden. De familie bood ter ere hiervan een plateau aan. Helaas ging het feest op het laatste moment niet door, omdat Petronella van Riel- Verkooijen drie dagen ervoor overleed.

De Gemeente Breda kwam na een schouw in de jaren 70 tot de conclusie dat de molen in een slechte staat verkeerde. De kap en de wieken waren vergaan. De gemeente wilde een woonwijk bouwen en diverse (snel)wegen aanleggen en benaderde de familie met de vraag of ze de grond wilden verkopen. Daar ging de familie niet op in. Frans en zijn oudste broer Janus, getrouwd met Nellie van Kaam, besloten de molen te restaureren. Ze benaderden Monumentenzorg, Brabantse Molens, Hollandse Molens en de Gemeente Nieuw-Ginneken om mee te denken. Met onder andere familie- en instantiegelden werd de restauratie in gang gezet. Dit duurde van 1972 tot 1978. Op 12 mei 1978 werd de molen weer officieel in gebruik gesteld.

1980

Er werd weer meel gemalen met de molen, maar het bracht nog geen twee gulden per uur op. Frans trad terug en broer Janus (zesde molenaar) ging samen met zijn echtgenote Nellie op zoek naar andere inkomsten. Janus ging letterlijk “de boer” op om de gerestaureerde molen te promoten met zelfgebakken molenbrood. Daarnaast bood hij excursies aan. Hij heeft ook de eerste stappen gezet om er een horecagelegenheid van te maken. Dat deed hij samen met zijn dochter Carla. Elke verdiende gulden investeerden ze in de molen en het huidige Party Restaurant. Toen ze de nodige vergunningen hadden, kreeg het molenteam versterking van Rian, dochter van Janus en Nellie, en van Jack, echtgenoot van Carla.

In zijn laatste levensjaren had Janus had ervoor gezorgd dat er vrijwillige molenaars kwamen werken die de molen wilden laten draaien.

2018

Na 35 intensieve horecajaren, besloten Carla en Rian het horecagedeelte over te dragen aan Teun Gooijers.

Omdat Carla en Rian geen opvolging hadden om de Korenmolen in familiebezit te houden werd met enkele enthousiaste dorpsbewoners besloten een Stichting op te richten, de Molen daarin onder te brengen, waardoor dit historische erfgoed eigendom werd van heel Bavel. De oprichting van de stichting vond plaats op 23-04-2018.

Begin maart 2019 geeft de Familie van Riel, de Molen om niet aan Stichting Molen Bavel. Doelstelling van de Stichting is om de molen voor de toekomst te behouden, waar het oude ambacht hopelijk nog jarenlang blijft voortbestaan. Met de actieve Vrienden, Stichtingsleden en Donateurs is het behoud van de molen uit 1865 gewaarborgd voor de toekomst.